“En zij (Farau en zijn leger) vervolgden hen bij zonsopgang; En toen de twee scharen elkaar zagen, zeiden de metgezellen van Mozes: "Wij worden zeker ingehaald." "In geen geval!" zei hij. "Mijn Heer is met mij. Hij zal mij leiden." Toen openbaarden Wij aan Mozes: "Tref de zee met uw staf." Waarop zij van een week en elk gedeelte was als een grote berg. En Wij lieten de anderen naderbij komen.

En Wij redden Mozes en allen die met hem waren.” (As-Shoe'araae, 26/60-65)

Moesaa en zijn metgezellen… Ze waren gevlucht van Farao die hen wilde pakken en bestraffen.

Ze waren op een plek waar ze de soldaten van Farao zagen.

Soldaten zouden hen kunnen pakken. Ze kwamen heel dichtbij. Straks zou alles anders zijn voor hen. Ze zagen duidelijk dat een zee voor hen ligt en een boos leger achter hen staat. Ze hadden geen uitgaande weg. Ze zagen het leger en zeiden: “Wij worden zeker ingehaald” .

Maar Moesaa (as) dacht heel anders. Hij verloor nooit zijn hoop. Hij wist zeker dat het niet het einde was. Hij zag het licht van hoop en het licht die in het duisternis lag. Hij was nooit bang van Farao.

Daarom zei Hij: "Mijn Heer is met mij. Hij zal mij leiden."

Men kan de detentie zien net als het meemaken van een nacht of het bevinden tussen twee doodlopende wegen. Men kan zijn hoop helemaal verliezen.

De nacht is toch donker. Het leek er voor sommigen wanhopig uit. Maar de dag komt uit de nacht. De nacht is niet eeuwig. De nacht is donker, en wordt donkerder en donkerder. Maar het licht drijft voort uit het donker. Misschien kan er een weg neergelegd worden in de zee. Misschien komt er een ander licht uit duisternes. Het licht komt vandaag of morgen.

H. Ece

Islamitische Geestelijke Verzorger