وَالَّذِينَ هُمْ لِلزَّكَاةِ فَاعِلُونَ {4} وَالَّذِينَ هُمْ لِفُرُوجِهِمْ حَافِظُونَ {5} إِلَّا عَلَى أَزْوَاجِهِمْ أوْ مَا مَلَكَتْ أَيْمَانُهُمْ فَإِنَّهُمْ غَيْرُ مَلُومِينَ {6} فَمَنِ ابْتَغَى وَرَاء ذَلِكَ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْعَادُونَ {7} وَالَّذِينَ هُمْ لِأَمَانَاتِهِمْ وَعَهْدِهِمْ رَاعُونَ {8} وَالَّذِينَ هُمْ عَلَى صَلَوَاتِهِمْ يُحَافِظُونَ {9} أُوْلَئِكَ هُمُ الْوَارِثُونَ {10} الَّذِينَ يَرِثُونَ الْفِرْدَوْسَ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ {11}
- De gelovigen welslagen zeker,
- (Degenen) die nederig zijn tijdens zijn salat (gebed)
- En die zich verre houden van ijdel geklekts,
- En die aktief zijn in het betalen van Zakaat. 5. En die kuisheid beschermen (tegen hun wellust),
- Behalve tegenover hun echtgenotes of (tegenover) hetgeen hun rechterhanden bezitten, dan wordt het hun niet verweten.
- Wie meer dan dit wnest, zij zijn de overschrijders (van de grenzen),
- (Diegenen) die zorgzaam zijn voor hetgeen hun is toevertrouwd en hun beloften nakomen,
- En die hun salat (gebeden) in acht nemen. 10. Ze zijn de erfgenamen,
- Die het paradijs (al-firdaws) erven. Zij zijn daarin eeuwig verblijvenden. (al-Moe’minoen 23/1-11)
03.04.2015
HvB Haarlem